In de archieven van de Heidemij kom je maar zelden een verwijzing naar (glas)tuinbouw tegen. Een teken dat deze vorm van activiteit niet echt tot de core-business van het bedrijf behoorde. Wat er op dit gebied plaats vond, bleef hoofdzakelijk beperkt tot Zuid-Holland en was tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw een zaak van bouwrijp maken van gronden voor kassenbouw. Echter, nieuwe inzichten zorgde voor een vraag naar nieuwe adviezen van de Heidemij.
Verandering in afvoernormen en stedelijke druk
Tot de jaren ’60 werden als enige eisen aan glastuinbouw gesteld dat het een rechthoekig, vlak terrein moest zijn, en dat er sloten omheen kwamen waarop de kassen konden afwateren. In diezelfde jaren ‘60 begon echter het besef door te dringen dat glastuinbouwcomplexen invloed had op de waterhuishouding van polders. Kassen moesten worden beschouwd als verhard oppervlak dat, evenals stedelijk gebied, regenbuien onmiddellijk tot afvoer laat komen. Het toenmalige districtskantoor van Heidemij in Alphen aan den Rijn werd om raad gevraagd. Er werd geconstateerd dat de afvoernormen voor deze kassencomplexen dienden gerelateerd te worden aan de afvoernormen van verhard oppervlak in stedelijke gebieden. Hierdoor kwam er een heel ander plaatje tevoorschijn van het afwateringsstelsel van een polder, die deels met kassen was bebouwd: het vinden van een juist evenwicht tussen de bemalingscapaciteit en de oppervlakte openwater voor het tijdelijk bergen van neerslag.
Omstreeks diezelfde tijd speelde aan de zuidgrens van Den Haag de druk op het Westland voor woningbouw. Kassen moesten verdwijnen voor huizen en voor de uitgekochte tuinders dienden vervangende bedrijven te worden aangeboden. Ten zuidwesten van Den Haag werd plan Madestein, opgezet. Het gebied werd eind jaren zestig ontwikkeld voor twee functies: glastuinbouw en recreatie. Dit onder het motto van weleer: “natuur en recreatie als buffer tussen de Stenen- en Glazenstad”.
Aanleg glastuinbouwcomplex Madestein. Door: Robert Scheers, collectie Haags Gemeentearchief.
Het Googerpolder-concept
Het plan Madestein werd volgens de “laatste mode” in de steigers gezet: gescheiden wateraan- en afvoersysteem, rekening houdend met snelle afvoer van regenwater. Bovendien wensten de toekomstige tuinders, mede op aandringen van het Proefstation voor de tuinbouw onder glas uit Naaldwijk, dat de gronden waarop de kassen gebouwd werden, uit steriel zand zouden bestaan. De plannen hiervoor werden in nauw overleg met onder andere het Hoogheemraadschap van Delfland opgezet: een grote vijver voor berging van hemelwater, waaruit door middel van gesloten leidingen de bedrijven werden voorzien van sproeiwater. Via een apart slootjesnet werd het drainwater, dat was vervuild met meststoffen en andere zaken, die men niet in het sproeiwater wenste, afgevoerd. De gewenste steriele grond werd zeven meter diep, in den droge uit de ondergrond gehaald. Heidemij Uitvoering, district Zuid-Holland-Noord uit Alphen aan den Rijn, voerde dit werk in regie uit. Verschillende glastuinbouwcomplexen werden na die tijd volgens het bovengenoemde Googerpolder-concept in Zuid-Holland opgezet en uitgevoerd.
Glastuinbouwcomplex Madestein na realisatie. Door: Kempff, P.G., collectie Haags Gemeentearchief.
Vervolg Madestein en Heidemij
Inmiddels hebben we afscheid genomen van glastuinbouwcomplex Madestein. Dit is in de beginjaren 2000 ten offer gevallen aan de woningbouw van de gemeente Den Haag. Op het voormalig kassenterrein van circa 100 hectare is gebouwd aan Vroondaal, de nieuwe villawijk van Den Haag.
Waar het glastuinbouwcomplex Madestein verdween zorgde de betrokkenheid en opgebouwde kennis vanuit planontwikkeling er ook voor dat de Heidemij steeds meer beleidsmatig werk kon verwerven. Zo werd Stivas uiteindelijk een grote opdrachtgever voor kantoor Hoofddorp met diverse beleidsstudies binnen het thema (glas)tuinbouw. Ook zagen andere provincies deze ontwikkeling en vroegen de kennis en ervaring voor dergelijke studies voor onder andere diverse bloemenveilingen.
Luchtfoto van glastuinbouwcomplex Madestein. Door: Dienst Stedelijke Ontwikkeling, collectie Haags Gemeentearchief.